-
1 skin
n. huid; schil; korst; waterbuidel (van leer)--------v. (af)stropen, villen, pellen; ontvellen, schaven (knie, etc.)skin1[ skin] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 schil ⇒ vlies, bast♦voorbeelden:next to the skin • op de huid〈 informeel〉 be no skin of someone's nose • iemand niet aangaan, iemand niet interesserenescape by the skin of one's teeth • op het nippertje ontsnappenjump out of one's skin • zich dood schrikkensave one's skin • er heelhuids afkomenunder the skin • in wezen————————skin2〈werkwoord; skinned〉♦voorbeelden: -
2 Wasserschlauch
-
3 outre
outre1 [oetr]〈v.〉1 leren zak ⇒ wijn-, waterzak————————outre2 [oetr]〈 voorzetsel〉1 behalve ⇒ naast, boven, buiten♦voorbeelden:1 outre les deux garçons (ils ont encore une fille) • behalve de twee jongens (hebben ze nog een dochtertje)outre mesure • bovenmatig, uitermateen outre • bovendien, daarenbovenpasser outre à • voorbijgaan aan, heenstappen over
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский